Bodembedekkers en groenbemesters

Groenbemesters en bodembedekkers hebben enerzijds deels dezelfde functie, maar anderzijds verschillen ze ook van elkaar. Groenbemesters zijn voor korte duur, zoals het bedekken van de bedden van de moestuin in bepaalde seizoenen van het jaar. Met de vorst sterven zij af en is het moestuinbed leeg voor het nieuwe moestuinseizoen. Groenbemesters zaai je vaak niet om van te oogsten.

Bodembedekkers kun je onderverdelen in 2 groepen:

  1. De permanente bodembedekker is een plant die je met zorg en aandacht hebt uitgekozen. Deze past in jouw eetbare tuin of voedselbos en geeft de oogst die je graag wilt.
  2. Dan heb je nog een bodembedekker die tussen de hierboven genoemde invalt. Hij levert de goede eigenschappen van de groenbemester, geeft geen oogst, maar is wel winterhard. Deze zie je vaak in een jong voedselbos waar de boom- en struiklaag zijn aangeplant, maar nog geen tijd is geweest om te kijken naar de
    kruid laag. Een voedselbos leg je aan in fases, waardoor sommige stukken braak liggen. Dan is het verstandig om een plant te kiezen die de bodem bedekt voor de
    tijd dat het nodig is. Klaver is daar een voorbeeld van.

Groenbemesters worden gezaaid zodat ze ten goede komen aan de bodem. Ze leveren meestal geen oogst, maar zorgen voor een grote hoeveelheid organische stof, waardoor de bodemvruchtbaarheid wordt verhoogd. Zij zorgen samen met het bodemleven voor een goed doorlaatbare bodem en het tegengaan van uitspoeling. Het toepassen van groenbemesters is ook in de moestuin niet onbelangrijk en is zelfs in moestuinbakken mogelijk.

Groenbemesters leveren ook een positieve bijdrage aan de structuur van de bodem. Doordat er na het verbouwen van een gewas groenbemesters worden gezaaid, zorgen de wortels voor een goed doorlaatbare bodem en aanvoer van organische stof. De aanvoer van organische stof stimuleert het bodemleven. De organische stof behoud je doordat de groenbemester sterft na vorst en deze composteert op/in de bodem.

Groenbemesters beschermen de bodem tegen uitdroging en uitspoeling, maar ook nemen zij in een bodem die verdicht is het overtollige water op. Hierdoor is de bodem eerder droog en begaanbaar.

* bij een verdichte kleibodem is het verhogen van het gehalte organische stof belangrijk. Groenbemesters -in combinatie met lavagruis- leveren daar een belangrijke bijdrage aan.

Groenbemesters zorgen ook voor weinig tot geen pioniersplanten (onkruid), omdat de bodem bedekt is. Je neemt de rol over van de natuur door de grond bedekt te houden en kiest daarbij de plant die jouw voorkeur heeft.

Bijna iedere soort is waardevol voor bijen, hommels en vlinders.


Zaaien groenbemester

Zodra een veldje of bak leeg komt te staan en je besloten hebt om niet meer te zaaien of uit te planten, dan zaai je deze in met een groenbemester die past in de betreffende bak of op het veldje. Voor sommige bakken of veldjes kan dat al in augustus zijn, bijvoorbeeld na de oogst van aardappelen, of wat later in het jaar, bijvoorbeeld eind september. Sommige soorten hebben iets langer de tijd nodig dan andere om ervoor te zorgen dat ze hoog genoeg zijn en met vorst ook zullen afsterven

Soorten groenbemester

Japanse haver: komt snel op, planten wortelen diep, kan tegen eerste nachtvorst, maar niet tegen strenge vorst. Bestrijdt aaltjes (Pratylenches Penetrans) in de bodem. Japanse haver op tijd inzaaien als je deze wilt inzetten als groenbemester in de winter; het liefst voor half september. Dit zorgt ervoor dat de planten al groter zijn als ze de winter ingaan en dan afvriezen. Hoe kleiner ze zijn, hoe beter bestand tegen nachtvorst en dan zullen ze weer opnieuw uitschieten.
zaaien: april – half september
Hoogte: 80-100 cm

Phacelia: komt snel op, bedekt de bodem goed en zorgt voor een breed vertakte wortelmassa. Het is een erg mooie, bloeiende groenbemester. Bijen en hommels zijn er gek op, wat ook weer ten goede komt aan de bestuiving in de tuin.
zaaien: maart – half september
Hoogte: 70 cm

Wikke: maakt de grond goed los door veel wortelmassa. Wikke komt snel op en is geliefd bij bestuivende insecten. Wikke bedekt de bodem niet helemaal. Het is aan te raden om Wikke te mengen met bijvoorbeeld Phacelia of Japanse haver. Hierdoor creëer je een mix van verschillende groenbemesters, wat de bijdrage aan de bodem vergroot.
zaaien: mei – half september

Hoogte: 15-20 cm

Optima non la boer: is een mix van verschillende groenbemesters: Phacelia, Alexandrijnse Klaver, Vlas, Niger en Zomerwikke.
zaaien: maart – half september
Hoogte: 75 cm

‘In de zomer organiseren we een dag waarin we een mix van groenbemesters gaan samenstellen, speciaal voor jouw moestuin, zodat je in de zomer en in het najaar de voor jou gewenste groenbemester(s) kunt zaaien.’


‘Nadeel’ van groenbemesters

Wij wegen het nadeel af tegen het voordeel. Als de winter niet streng genoeg is, kan het zijn dat een groenbemester niet helemaal afsterft en er nog planten staan in het voorjaar. Het zaaien van groenbemesters brengt echter zulke grote voordelen met zich mee, dat wij het voor lief nemen om dan de planten eruit te trekken en op de bodem te leggen. Omdat wij onze bedden in het voorjaar voorzien van een laag stro, composteren de planten alsnog gedurende het voorjaar.

Permanente bodembedekkers plant je op plaatsen onder bijvoorbeeld struiken of bomen, aan randen van akkers of paden. In voedselbos-ontwerpen vallen ze onder de kruid laag. Onderstaande bodembedekkers zijn eetbaar en vaak meerjarig, zodat je na het planten weinig onderhoud hebt. Doordat de bodem bedekt is, nemen ze de taak over die normaal de natuur zelf zal doen: de bodem bedekken met pioniersplanten.

Bosaardbei: net zo lekker als de gewone aardbei, alleen wat kleiner. Ze verspreidt zich vanzelf. Ze houdt van een plaats in de zon/halfschaduw. In het begin zal deze plant nog niet de gehele bodem bedekken. Wat stro of een dunne laag houtsnippers ertussen zorgt ervoor dat de bodem geheel bedekt is en ze de tijd heeft om deze taak over te nemen.

Campanula: alles aan deze plant is eetbaar. Het blad, de bloemen, de jonge scheuten en de wortel (de wortels alleen in het eerste jaar, zowel rauw als gekookt). De verspreiding vindt plaats door zaad en door middel van wortelstokken.  

Daslook: is een grote favoriet onder veel mensen die hem al kennen. Bloem, blad en steel zijn eetbaar. Daslook heeft een lichte knoflooksmaak. Deze plant groeit ook in de schaduw, dus op schaduwrijke plaatsen is het een fijne plant. Deze plant verspreidt zich door te zaaien. Daslook is een koude kiemer; zaaien in het najaar helpt om goed te kunnen ontkiemen.

Bergsteentijm of Steentijm: de smaak komt overeen met tijm, maar met een muntachtige smaak. Bloem en blad zijn eetbaar. Standplaats: bij voorkeur in de zon, maar kan ook in halfschaduw.

Winterpostelein: een eetbare bodembedekker in najaar en winter. Verrijking in de sla door de frisse, pittige smaak. Zaaien tussen augustus en begin oktober. Oogsten (afhankelijk van zaaitijd) van oktober tot maart. Vanaf maart ontstaan witte bloemen in de plant en daarna zaait hij zichzelf uit. Wil je de plant niet onverwachts terug zien komen, dan is het beter om de plant rond maart te verwijderen en in het najaar opnieuw te zaaien op de plaats waar je hem in de winter graag ziet.

Als laatste hebben we nog de Klaver: klaver kan goed ingezet worden als tijdelijke bodembedekker, met de voordelen van groenbemesters. Klaver is winterhard, waardoor je er langere tijd plezier van hebt. Klaver geeft geen oogst. Er zijn verschillende soorten klaver; rode klaver heeft onze voorkeur. Wij gaan dit jaar weer een aantal soorten klaver uitproberen op verschillende manieren. Daar zullen we eind dit jaar meer over delen.